CORRECT BEHEER EN ONDERHOUD RIOLERINGSSTELSEL VAN KAPITAAL BELANG
RISICOGEBASSEERDE AANPAK EEN MUST OM HET PATRIMONIUM VEILIG TE STELLEN
In totaal telt Vlaanderen 40.000 km riolering en deze stelsels vormen een niet te onderschatten deel van het gemeentelijke patrimonium. Zij moeten dus zo goed mogelijk worden beheerd en de vaak beperkte budgetten van de beheerders dient men optimaal te benutten. De gemeentelijke netwerken dateren voor het grootste deel uit de jaren 40 tot 60 van de vorige eeuw. In grotere steden zijn ze gemiddeld nog een eeuw ouder. Daar situeren zich de grootste problemen. Het bovengemeentelijke net (de zogenaamde collectering) werd meer recentelijk aangelegd. Een correct beheer en onderhoud van het rioleringsstelsel zijn dus van kapitaal belang. Dit effectief in de praktijk omzetten, blijft echter een grotere uitdaging.
RISICOGEBASEERD ONDERHOUD
Het onderhoud van riolering heeft als doelstelling om zo lang mogelijk de performantie van de infrastructuur te behouden. De performantie is gerelateerd aan drie parameters:
- De hydraulische performantie, nl. het zorgen voor een steeds voldoende afvoercapaciteit om wateroverlast te vermijden of minstens tot een aanvaardbaar niveau te beperken;
- De structurele integriteit, nl. het behalen van de voorziene levensduur met een steeds voldoende structurele toestand;
- De ecologische performantie. Hiermee wordt bedoeld dat dient vermeden te worden dat geen afvalwater ongeoorloofd in het milieu terecht komt.
Elk van deze parameters heeft, afhankelijk van het beschouwde infrastructuurdeel, een impact op het globaal functioneren van het stelsel. Het is dus belangrijk om aan deze drie parameters de nodige aandacht te geven om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken.
Onderhoudsplan noodzakelijk
De omzendbrief LNE/2009/02 (BS 8/01/2010) stipuleert uitdrukkelijk dat “een onderhoudsplan integraal al deel moet uitmaken van het ontwerp van een rioleringssysteem. Dat plan omvat een inschatting van kritieke punten, van de aard en frequentie van kritieke situaties, een planning voor het toezicht op de goede werking en een actieplan voor probleemsituaties".
Hiertoe werd reeds in 2011 de Code van Goed Onderhoud gelanceerd waarbij de methodiek wordt beschreven om op een risicogebaseerde manier de nodige inspecties en het onderhoud te organiseren. Met deze methodiek wordt aan elke streng een kriticiteit toegekend. Deze kriticiteit is een risicoafweging waarbij zowel de faalkans als de mogelijke resulterende schade worden begroot. Deze schades bevinden zich zowel op het sociale als op het financiële en op het ecologische domein.
Parameters begroot
Samengevat wordt in eerste instantie een aantal parameters begroot die een impact kunnen hebben op het falen van een riolering. Dit zijn onder andere leeftijds- en materiaalgerelateerde kenmerken, maar evengoed parameters die specifiek zijn voor die bepaalde leiding. Zo kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van bomen in de onmiddellijke omgeving van de leiding, een negatief gevolg krijgen op de toestand van de leidingen. De wortelgroei kan immers, via de rubberdichtingen, tot in de buis reiken en daar de nodige obstructie en op termijn verstoppingen veroorzaken. Andere parameters die een invloed kunnen hebben op het falen van een riolering, zijn onder andere de ligging onder wegenis, de grondkarakteristieken, het soort afvalwater dat er doorstroomt enz.
Andere overwegingen
Daarnaast wordt ingeschat wat het effect kan zijn wanneer de leiding acuut zijn functie zou verliezen (bijvoorbeeld door een zware verzakking of instorting). Afhankelijk van zijn ligging (bijvoorbeeld kruising met een spoorweg) en de lokale toestand, kan dit effect heel sterk verschillen van situatie tot situatie. Zo wordt onder meer begroot of en welke wateroverlast mogelijk is wanneer de afwaartse leiding het plotseling begeeft. Evenzeer wordt nagezien welke impact er kan zijn op het ecologisch systeem wanneer het rioleringswater incidenteel in de waterloop terecht komt door het falen van de leiding. Eenzelfde afweging gebeurt voor het risico op de drinkwaterwinning. Ten slotte wordt ook nagezien of de eventueel nodige heraanleg of herstelling van de leiding, geen buitensporige technische (en dus budgettaire) moeilijkheden met zich zou meebrengen. Zo behoeft het geen betoog dat een leiding die op grote diepte ligt, of heel sterk met andere nutsleidingen verweven is, een grotere kost met zich meebrengt bij mogelijke incidentele situaties.
PREVENTIEVE INSPECTIES
Wanneer de inschatting van de kriticiteit is gebeurd, wordt hiermee een inspectieplan opgesteld. Dit inspectieplan omvat de voorziene inspecties met vastgelegde frequenties. Deze frequenties kunnen uiteraard afhankelijk worden gesteld van de berekende kriticiteit.
De inspecties op een rioleringsstelsel worden technisch uitgevoerd met een digitale camera. Deze camera kan rijdend worden voorzien (de zogenaamde CCTV-inspecties) of gebeuren door een vaste camera die vanuit de toezichtsput een aantal foto's neemt in de leiding. Het grote verschil tussen de beide methodieken is de graad van nauwkeurigheid maar anderzijds ook de nodige voorbereiding. Een rijdende camera kan een zeer nauwkeurige opname doen van alle gebreken over de volledige lengte van de riolering maar vereist anderzijds dat de leiding op voorhand is geruimd. De rijdende robotcamera kan immers vastlopen in het vaak aanwezige rioolslib. Een inspectie met vaste camera vanuit de toezichtsput is minder gedetailleerd maar geeft een eerste goed beeld van de al dan niet aanwezigheid van slib en de structurele toestand van de buis over de eerste meters. Als benadering voor de iets minder kritische strengen is dit een valabele techniek gebleken.

De camerabeelden van de CCTV-inspecties worden vervolgens gecodeerd volgens de Europese normering 13508-2, wat een verregaande standaardisatie mogelijk maakt. Met deze codering kan de rioolbeheerder dan de vastgestelde schades kwantificeren en aftoetsen tegen mogelijke drempelwaarden voor herstelling of vervanging.
Bij de vaststelling van gebreken en het overschrijden van aangenomen drempelwaarden, zal een plan van aanpak voor de herstelling worden opgesteld. In dit plan kunnen enerzijds lokale herstellingen worden opgenomen waarbij we denken aan het plaatsen van inwendige manchetten, het injecteren (door middel van robottechnieken) van lekkende voegen enz. Anderzijds kan het nodig zijn een meer uitgebreide renovatie te voorzien waarbij technieken beschikbaar zijn als het buis-in-buissysteem, de zogenaamde 'kousrelining' waarbij in de bestaande leiding een beschermende kous wordt aangebracht.
OPERATIONELE INSPECTIES
Naast de preventieve inspecties op de structurele toestand, beschrijft de Code van Goed Onderhoud ook een aantal operationele inspecties van typische infrastructuur. Zo worden bijvoorbeeld de constructies die het stelsel tegen wateroverlast moeten beschermen (de zogenaamde overstorten) periodiek gecontroleerd op een correcte werking. Het spreekt voor zich dat deze operationele inspecties frequenter dienen te gebeuren dan de structurele controles.
We kunnen besluiten dat het volgen van planmatige inspecties en dito onderhoud op termijn een financiële optimalisatie mogelijk moet maken. Herstelling van noodsituaties is immers vele malen duurder dan geplande of voorziene ingrepen. Anderzijds wordt de leeftijd van dit ondergronds patrimonium stelselmatig groter, waarbij de risico's op effectief falen, mee stijgen. De vaststelling van het stijgend aantal instortingen (de zogenaamde 'zinkgaten') bevestigt de noodzaak om hier op een zeer bewuste en vooral preventieve manier mee om te gaan. Zowel de financiële gevolgen als de juridische aansprakelijkheid van de beheerder onderstrepen dit belang op hun beurt. Een risicogebaseerde aanpak is dus een must om dit patrimonium naar de toekomst toe veilig te stellen.