DE BBT VOOR LEGIONELLABEHEERSING
BEST BESCHIKBARE TECHNIEKEN VOOR ONTWERP, UITVOERING EN BEHEER
Hoewel het legionellabesluit en de daarbij horende BBT al sinds 2007 in Vlaanderen in voege zijn, blijken heel wat professionals helaas nog onvoldoende vertrouwd met die Best Beschikbare Technieken. De inhoud van de BBT werd in 2017 bovendien aangepast aan actuele technologieën en regelgevingen. Dit zijn de belangrijkste bepalingen.

BBT: WAT, WAAROM EN VOOR WIE?
De BBT of Best Beschikbare Technieken is een reeks van technologieën en organisatorische maatregelen die toegepast wordt om de ontwikkeling van legionellakiemen in watervoorzieningen te vermijden. Het gaat om technieken die relatief eenvoudig beschikbaar zijn en waarvan de waarde in de praktijk al bewezen is.
Basisprincipes
Drie basisprincipes vormen de rode draad doorheen de BBT:
- Initiële waterkwaliteit: met uitzondering van het water dat gebruikt wordt voor toiletten en buitenvoorzieningen, moet alle water in de installatie aan de drinkwaternorm voldoen;
- Temperatuurbeheer: doorheen de installatie moet de temperatuur van het water buiten de gevarenzone van 25 °C-55 °C gehouden worden. Het is immers in deze temperatuurzone dat legionellakiemen zich ontwikkelen;
- Stagnatie vermijden: aangezien stilstaand water in de leidingen, en de biofilm die zich daar bijgevolg vormt, een broeihaard zijn voor de ontwikkeling van legionella, moeten ook stagnaties in de installatie vermeden worden.
Het garanderen van deze basisprincipes is een kwestie van zowel een goed ontwerp als een correcte uitvoering en een verantwoord beheer van de installatie. De concrete maatregelen die hiervoor genomen moeten worden, bespreken we hieronder.
Conformiteitsattest
De conformiteit van een installatie met de BBT wordt gestaafd met een conformiteitsattest. Naast het beheersplan en het technische dossier is dit een verplicht document voor installaties die onder het legionellabesluit vallen.
Werd het conformiteitsattest in het verleden echter enkel afgeleverd door de installateur – en werd hij bijgevolg als enige verantwoordelijk geacht voor fouten en afwijkingen, dan geldt sinds de BBT van 2017 dat zowel installateur als ontwerper én exploitant het conformiteitsattest moeten ondertekenen. Iedere betrokken partij draagt zo de verantwoordelijkheid voor zijn eigen aandeel in de installatie, zoals het oorspronkelijk ook in de legionellawetgeving van 2007 bepaald werd.


ONTWERP
Door een weloverwogen ontwerp kunnen zwakke of kwetsbare punten in de installatie in grote mate vermeden worden. Het correct dimensioneren van de verschillende onderdelen en het doordacht organiseren van toestellen, leidingen en circuits zijn in dat opzicht bepalend.
Koudwaterleidingen
De temperatuur van het koude water moet doorheen de installatie onder 25 °C gehouden worden. Om opwarming te vermijden, is onder andere een goede organisatie van koud- en warmwaterleidingen, alsook collectoren, onontbeerlijk. Dat wil zeggen dat:
- koudwaterleidingen, sinds 2017, verplicht geïsoleerd moeten worden, en dat volgens de voorschriften opgenomen in de BBT;
- koudwatertoepassingen niet in warme lokalen (> 25°C) opgesteld mogen worden;
- er tussen koud- en warmwaterleidingen minstens 15 cm afstand bewaard moet worden;
- ze niet meer door dezelfde schacht mogen lopen;
- koudwaterleidingen, indien ze echt niet gescheiden kunnen worden, steeds onder de warmwaterleidingen moeten liggen;
- collectoren gescheiden gehouden moeten worden.
Daarnaast gelden bij het ontwerp van het koudwaterverdeelsysteem nog de volgende algemene principes:
- de dimensionering moet gebeuren volgens de Duitse norm DIN 1988-300 (2012), zij het met naleving van de aangepaste maximumsnelheden opgenomen in de BBT;
- het is aanbevolen (maar niet verplicht) om de materialen af te stemmen op een mogelijke thermische desinfectie aan 70 °C bij een druk van 10 bar. Wordt er gebruikgemaakt van kunststof leidingen, dan opteert men met andere woorden het best voor leidingen van klasse 2;
- de leidingen mogen niet geplaatst worden in of lopen door rookkanalen, ventilatiekanalen, liftkokers of afvalschachten.
Warmwaterproductie
Voor de warmwaterproductie geldt:
- de productie dient steeds te gebeuren aan minimaal 60 °C;
- om thermische desinfectie met 70 °C aan elk tappunt mogelijk te maken, moet de warmwaterproductie ook aan een temperatuur > 70 °C kunnen gebeuren.
Warmwaterleidingen
Doorheen het warmwaterverdeelsysteem mag de temperatuur in principe nergens onder 55 °C dalen. Enkel voor warmwaterleidingen met een lengte van minder dan 15 m of een volume van minder dan 3 l geldt een uitzondering. Voor alle andere warmwaterleidingen dient het volgende in acht genomen te worden:
- de warmwaterleidingen moeten volgens de voorschriften in de BBT geïsoleerd worden. Om aan de temperatuurvereisten te voldoen, wordt er bij voorkeur ook gebruikgemaakt van een circulatiesysteem;
- op elke tak wordt er een thermometer en een inregelventiel geplaatst;
- lus-op-lussystemen worden zo veel mogelijk vermeden;
- expansievaten moeten op de vertrekleiding geplaatst worden en volledig doorstroomd zijn.
Voor alle warmwaterleidingen gelden daarnaast dezelfde algemene principes als voor koudwaterverdeelsystemen, met dat verschil dat de materiaalkeuze hier verplicht aan een thermische desinfectie van 70 °C aangepast moet zijn. Kunststofleidingen van klasse 1 zijn met andere woorden niet toegestaan.
Mengwaterleidingen
Mengwaterleidingen langer dan 15 m of met een volume groter dan 3 l zijn niet toegelaten. Mengwaterleidingen mogen niet geïsoleerd worden. Ook hier gelden dezelfde algemene principes als bij koud- en warmwaterleidingen.
Ongebruikte tappunten
Om stagnerend water te vermijden, stelt de BBT 2017 dat elk tappunt minstens eenmaal per week gespoeld moet worden. Heeft men al in de ontwerpfase weet van tappunten die minder frequent gebruikt zullen worden, dan kan een wekelijkse spoeling vermeden worden door het circuit op een van de volgende manieren vorm te geven:
- het minder frequent gebruikte tappunt wordt in serie en stroomopwaarts geplaatst ten opzichte van veelgebruikte tappunten;
- alle tappunten worden in kring geschakeld, zodat er bij gebruik van slechts één tappunt al doorstroming is in het volledige circuit;
- alle tappunten worden in kring geschakeld, met toevoeging van een venturi. Zo wordt doorstroming gegarandeerd, onafhankelijk van het gebruik.
Aanvullend moeten leidinggedeeltes naar ongebruikte tappunten afgesloten kunnen worden. Hiervoor voorziet men zo veel mogelijk afsluitkranen, met een minimum van één per verdieping.
Brandleidingen
Voor brandleidingen wordt er bij voorkeur gebruikgemaakt van een gescheiden systeem waarbij er geen contact mogelijk is tussen bluswater en sanitair water (nat/droogsysteem). Is dat geen optie, dan dient er een controleerbare onderbreker van type EA geplaatst te worden.
Zonneboilers
Zonneboilers en andere systemen die gebruikmaken van alternatieve energie, zijn toegelaten, op voorwaarde dat het gaat om systemen met een technisch buffervat. Voorverwarming van het koude water is in hoogrisico-instellingen verboden en wordt in matigrisico-inrichtingen afgeraden. Indien er wel gebruikgemaakt wordt van voorverwarming, moeten thermische desinfectie en staalname mogelijk zijn.

UITVOERING
Het eerste aandachtspunt bij uitvoering is uiteraard dat het volledige systeem voor sanitair warm water ook effectief volgens de ontwerprichtlijnen uitgevoerd wordt. Daarnaast is het aan de installateur om te garanderen dat het volledige leidingnet bij ingebruikname vrij van infectie is. Dat doet hij door:
Bij verwerking
- vervuiling van leidingen en andere onderdelen tijdens transport, opslag en op de werf zo veel mogelijk te vermijden door bijvoorbeeld gebruik te maken van beschermkapjes.
Voor ingebruikname
- de lekdichtheid van de volledige installatie met drinkwater te controleren. Indien deze test niet onmiddellijk voor ingebruikname kan gebeuren, wordt er bij oplevering een voorlopige dichtheidstest met droge olievrije perslucht of inert gas op maximaal 3 bar uitgevoerd. Bij ingebruikname wordt dan nogmaals een test met drinkwater uitgevoerd;
- de volledige installatie, na de dichtheidstest en net voor de ingebruikname, met koud drinkwater te spoelen. Gebeurt deze spoeling meer dan één week voor de ingebruikname, dan dient de volledige installatie na oplevering en tot aan ingebruikname wekelijks gespoeld te worden. Dit is dan de verantwoordelijkheid van de exploitant;
- zo nodig stalen te nemen en analyses te doen, gevolgd door, in het geval van besmetting, een thermische of chemische desinfectie. De staalname dient maximaal acht en minimaal twee weken voor de ingebruikname plaats te vinden en is bij hoogrisico-inrichtingen verplicht. Ook bij matigrisico-inrichtingen kan het voor de installateur echter een handig instrument zijn om latere discussies te vermijden.
Bij oplevering
- de nodige documenten, met name het technisch (as-built)dossier, het conformiteitsattest en het beheersplan, aan de exploitant over te dragen. Hou er rekening mee dat het beheersplan, dat in principe onder de verantwoordelijkheden van de bouwheer valt, echter pas opgesteld kan worden indien alle tappunten geïnstalleerd zijn en de warmwaterproductie in dienst genomen is.
BEHEER
Om het risico op infectie gedurende de volledige gebruiksduur van de installatie te vermijden, dient het beheersplan bij de exploitatie nauwgezet opgevolgd te worden. Daarnaast schrijft de BBT de volgende algemene principes voor:
- om stilstand te vermijden, dient de volledige installatie, inclusief alle tappunten, minimaal eenmaal per week gebruikt te worden. Is dat niet het geval, dan moet er handmatig of automatisch gespoeld worden. Omdat het opzet van deze spoeling er louter in bestaat om al het water te verversen, volstaat een kortstondige spoeling. Afhankelijk van de lengte van de leidingen kan één minuut bijvoorbeeld al volstaan;
- grotere delen van de installatie die (nog) niet in gebruik zijn, moeten afgesloten worden. Vóór (her)ingebruikname moet de volledige inhoud gespoeld (ververst) worden en moet de warmwaterinstallatie minstens één uur aan minimaal 65 °C werken. Dit is bijvoorbeeld ook van toepassing bij scholen waarbij de warmwaterproductie tijdens de vakantieperiode afgesloten wordt;
- bij een systeem met opslagvolume dient het ganse volume van de boiler geregeld één uur op 60 °C gebracht te worden. Voor hoogrisico-inrichtingen is dat één maal per 24 uur, voor matigrisico-inrichtingen eenmaal per week;
- om het energieverbruik te beperken, mag de warmwaterproductie bij matigrisico-inrichtingen zoals scholen, indien gewenst, ‘s nachts verlaagd worden. In dat geval dient het volledige systeem bij heringebruikname minstens één uur op minimaal 60 °C in werking te zijn;
- alle onderdelen dienen als goede huisvader geïnspecteerd en onderhouden te worden. Een tabel in de BBT geeft per onderdeel de voorgeschreven frequentie aan.
NOODMAATREGELEN

Indien er zich in de installatie toch een infectie voordoet, dan dienen er noodmaatregelen getroffen te worden. Deze zijn afhankelijk van het type inrichting en de graad van besmetting, en zijn opgenomen in de BBT. In ieder geval is het van groot belang de oorzaak van de infectie te identificeren en vervolgens de installatie te desinfecteren. Dat kan zowel chemisch als thermisch, al draagt die laatste de voorkeur.
Bij een thermische desinfectie dient de volledige installatie gedurende minstens tien minuten aan 65 °C, of gedurende vier minuten aan 70 °C, gespoeld te worden. Een thermische spoeling van vijftien minuten aan 60 °C wordt volgens de vernieuwde BBT niet meer toegestaan. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is bovendien dat het debiet in eerste instantie hoog moet zijn – zodat het water snel opwarmt, maar dat het, zodra de correcte temperatuur aan de tappunten bereikt is, meteen verlaagd wordt – zodat ook de leidingen zelf tijdens de desinfectie voldoende opwarmen.