AANDACHTSPUNTEN VOOR CORRECTE PLAATSING
Toen het dak van de kathedraal van Doornik onlangs vernieuwd moest worden, bleek het vierhonderd jaar oude bladlood nog zo goed als onaangetast. Een perfecte illustratie van het onverwoestbare karakter en de duurzame kwaliteit van deze dakbedekking, waarbij die vaak de levensduur overleeft van het gebouw waarop het geplaatst werd. Hoewel soms misprezen door milieubekommernissen, is en blijft bladlood dus een prima oplossing als dakbedekking.
VAAK GEMAAKTE FOUTEN BIJ PLAATSING
Hoewel het plaatsen van bladlood op zich zeer eenvoudig is, worden er af en toe toch fouten bij gemaakt. Een overzicht van de meest voorkomende valkuilen volgt hierna.

Een vaak voorkomende fout is het weinig/niet gebruiken van patineerolie.
Het verschil tussen wel en geen olie gebruiken bij de verwerking van ladlood wordt binnen de zes maanden zichtbaar in de vorm van witte trepen op het dak.
Foto links: zonder patineerolie
Foto boven: met patineerolie
Geen of te weinig patineerolie
Een eerste vaak voorkomende fout is het nalaten om patineerolie te gebruiken, of te weinig patineerolie gebruiken. Als dat het geval is, krijg je binnen de zes maanden witte strepen op het dak. Bij blootstelling aan de buitenlucht wordt op het loodoppervlak langzaam en geleidelijk een sterk hechtende en vrijwel onoplosbare patinelaag gevormd. Deze patinelaag ontsiert het bladlood en wordt ook loodwit genoemd. Vaak zal men ook enkel de buitenkant inwrijven met patineerolie, terwijl ook de achterkant ingesmeerd moet worden, want door condensatie zal er ook vocht langs de achterkant van het blad lopen. Het insmeren van bladlood dient op de dag van verwerking te gebeuren en kan niet achteraf worden gedaan.
Hoewel het plaatsen van bladlood eenvoudig is, zijn er toch een aantal valkuilen
Geen rekening houden met uitzetting of krimp
Op een plat dak gebeurt het wel vaker dat een te lange afstand overbrugd wordt met een te kleine laag lood. Maar metalen hebben een zekere uitzettingscoëfficiënt, zo ook lood. Bij herhaaldelijke uitzetting kan het te dunne bladlood scheuren, wat nog versneld wordt door het sneller opwarmen van kleinere diktes. Een vaak gebruikte vuistregel is dat de maximale lengte (in meter) de dikte (in mm) niet mag overschrijden. Bladlood met een lengte van 1,25 meter moet dus minimaal 1,25 mm dik zijn. Fabrikanten geven dan weer aandat de aan te raden maximumlengte 1 tot maximaal 1,5 meter mag zijn. Het gebruik van te dun bladlood is trouwens niet altijdeen zaak van onwetendheid, soms speelt hier ook het verschil in kostprijs mee. Quasi geen enkele bouwheer zal de dikte van bladlood effectief controleren, dus de verleiding bestaat wel eens om minder dik bladlood te gebruiken dan opgegeven. Laat u hier evenwel niet toe verleiden, de kostprijs om achteraf problemen op te lossen ligt vele malen hoger dan de prijs om meteen goed werk af te leveren.
Verkeerde plaatsing voegklem
Om bladlood in de voeg te bevestigen, wordt het best gebruik- gemaakt van voegklemmen. In gebouwen met enige historische waarde, wordt ook nog loodwol ingezet. Om voegklemmen te fixeren, volstaat het om die in de voeg te slaan met een schroevendraaier of met een ander gereedschap. Sommigen willen evenwel het lood met nagels of schroeven bevestigen, waardoor de waterdichtheid wordt aangetast.
Rechtstreeks plaatsen op hardhout
Het is niet aan te raden om lood rechtstreeks op hardhoutsoorten zoals acajou, ceder, eik, kastanje, olm, teak en pitchpine te plaatsen. Die houtsoorten scheiden bij opwarming zuren af, iets wat het lood aantast. Hier zijn twee oplossingen voor: ofwel het hout van een beschermende coating voorzien, ofwel een folie tussen het lood en het hout plaatsen. Bij grotere oppervlaktes kan men vertint bladlood gebruiken, waarbij enkel de tinzijde met het hout in contact komt.