HOE een ONDERGROND JUIST BEOORDELEN?
Een oude tegelvloer kan kampen met opstijgend vocht, een oude plankenvloer of parket dan weer met doorbuiging. Een verlijmde dekvloer of oude vloercoating hecht mogelijk niet meer goed. De epoxy- of PU-gietvloer kan dan weer incompatibel zijn met de nieuw aan te brengen producten ... U begrijpt het dus al: er bestaan heel wat verschillende ondergronden, met elk verschillende eigenschappen, en het is cruciaal dat u de ondergrond juist herkent en beoordeelt. Ongeacht welk type vloerbekleding u nadien aanbrengt. Op welke sleutelcriteria controleert u de ondergrond? Hoe checkt u elk criterium? En hoe pakt u vervolgens de problemen aan?
VLAKHEID EN HOEK
Zowel de vlakheid als de helling van de ondergrond mag niet te veel afwijken. Bij oneffenheden (maar ook scheuren en barsten, waarover straks meer) kan de ondergrond zich dan immers doortekenen in de afwerking. Oneffenheden in een ondergrond moet u dus altijd eerst repareren, vooraleer u egaliseert.
Hoe checken?
Beide criteria checkt u via visuele inspectie. Grotere afwijkingen in de hoek gaat u na met een waterpas. Grotere afwijkingen in de vlakheid ontdekt u aan de hand van een richtlat van bijvoorbeeld een meter lang en een meetwig. U legt de lat op de ondergrond. Ter hoogte van de afwijking schuift u de meetwig tussen de lat en het oppervlak. Vervolgens leest u op de wig de afwijking af.
Hoe aanpakken?
Grote oneffenheden en sleuven kunt u opvullen met bijvoorbeeld een sneldrogende reparatiemortel, in dikkere lagen, zolang de ondergrond maar droog en droogblijvend is. Niet goed hechtende delen verwijdert u eerst, waarna u het geheel stofvrij maakt. Daarna brengt u een geschikte primer aan en eventueel, bij dikkere lagen, randisolatiestroken.

Cementgebonden reparatiemiddelen zet u altijd op cementgebonden dekvloeren in, gipsgebonden reparatiemiddelen op gipsgebonden dekvloeren.
ZUIVERHEID EN VERONTREINIGING
De ondergrond mag ook niet vervuild zijn met bijvoorbeeld olie-, was-, verf-, vet-, mortel- en gipsresten, of sinterhuid op een anhydrietdekvloer (vraag aan de chapist of dit is gebeurd).
Hoe checken?
Dergelijke onzuiverheden stelt u vast via visuele inspectie (het best met het blote oog).
Hoe aanpakken?
Elk spoor van verontreiniging moet u verwijderen. Lijm, vernis en was neemt u weg met een combinatie van wegschuren en afbijtmiddel. Verfresten schuurt u ook weg, vet en olie verwijdert u met allesreiniger, ammoniak of bijtende sodakorrels opgelost in water. Daarna borstelt en stofzuigt u het oppervlak zorgvuldig.
Een ondervloer met keramische tegels vereist een grondige basisreiniging. Het hoogteverschil tussen de tegels en tegelvoegen passen we straks aan met een speciale vullende primer. Vergeet zeker nooit te ontvetten/ontpolishen als u parket, LVT of een dunne tegelvloer legt. Ook dan verwijdert u lijmresten en olie- en vetvlekken met een aangepast middel. Lijmresten schuurt u eveneens eventueel op.
SCHEUREN EN BARSTEN
De ondergrond moet ook helemaal vrij zijn van (krimp)scheuren en barsten.
Hoe checken?
Ook dit probleem gaat u na via visuele inspectie.
Hoe aanpakken?
Vertoont een vloer statische microscheuren van minder dan 1 mm, dan volstaat het dat u een geschikte primer aanbrengt. Zijn de scheuren groter, dan vult u die met hars specifiek voor die toepassing. U slijpt de scheuren dan eerst open, maakt ze vervolgens stofvrij en giet ze ten slotte op met een epoxygiethars met twee componenten en metalen verankeringskrammen, afgezand met kwartszand (maakt dat de navolgende producten (egalisatie, lijm, ..) beter hechten op de epoxy, zeker als er langer dan 2-3 dagen wordt gewacht). Of met een silicaathars met twee componenten in combinatie met metalen verankeringskrammen.

Barsten giet u altijd op met een epoxyhars of een silicaathars met twee componenten. Vul ze evenwel nooit met een sneldrogende reparatiemortel. Die laat immers na het opgieten een fijne haarscheur toe, net als horizontale beweging, met rimpelvorming tot gevolg. Een fabrikant van designproducten meldt dat zijn krimparme en sneldrogende producten een zekere flexibiliteit vertonen, om scheuren te overbruggen. De ervaring leert hem immers dat heel veel ondervloeren niet ideaal zijn. Belangrijk is dan wel dat u de producten met de juiste cement-waterverhouding aanmaakt.
STEVIGHEID
Verder moet de ondergrond voldoende stevig zijn. Dat houdt in dat de druksterkte 8 N/m² of meer en de treksterkte 0,5 N/m² of meer moeten bedragen (zoals voor parket minimum 0,8 N/mm²). Tegelijkertijd mag de ondervloer niet poederig of korrelig zijn, en ook niet buigzaam of flexibel, bijvoorbeeld bij een oude plankenvloer.
Bij een designafwerking is het ook belangrijk dat de volledige dekvloer hard genoeg is, niet enkel de toplaag. Is dat niet het geval, dan kunnen er problemen ontstaan.
Hoe checken?
Of de ondervloer stevig genoeg is, kunt u nagaan met een krastest. U brengt een raster van krassen aan met een raster-scoreapparaat. Leidt dit tot afbrokkelen, dan is de ondervloer niet in orde. Met een staalborstel checkt u dan weer of de ondergrond geen bijzonder hoog niveau van slijtage vertoont. Ten slotte voert u een hamerinslagtest uit. Daarbij laat u een hamer lichtjes zijwaarts op het oppervlak tikken.
Hoe aanpakken?
Om poederige en zwakke ondergronden van beton, cement en op basis van calcium- en magnesiumsulfaat (calciumsulfaat = anhydriet) te versterken, biedt een fabrikant een snelwerkende PU-primer met één component of een epoxyprimer met twee componenten. Ook een ander bedrijf raadt een primer voor poederende, verzande, verbrande of sterk zuigende ondergronden aan, net als een primer voor een hogere sterkte en een betere hechting.

POREUSHEID
De ondergrond moet verder normaal poreus zijn, zodat bijvoorbeeld een egalisatie na voorstrijken zich voldoende hecht.
Hoe checken?
De poreusheid gaat u na met een druppeltest. Laat hierbij een druppel water op de ondergrond vallen. Is deze na minder dan 5 seconden weg, dan is de vloer zeer absorberend. Neemt dit 5 tot 30 seconden in beslag, dan is hij normaal absorberend. Duurt dit meer dan 30 seconden, dan is hij zwak tot niet-absorberend.
Hoe aanpakken?
De absorberende ondergrond na grondig stofzuigen, filmvormig voorstrijken met een aangepaste primer. Bij zeer sterk absorberende ondergronden kan een tweede maal voorstrijken eventueel noodzakelijk zijn.
DROOGTE
De ondergrond moet ook voldoende droog zijn, zonder risico op opstijgend vocht. Pas op voor vochtaanvoer zoals bij plaatsing op vollegrond zonder een kruipkelder en op een oude tegelvloer. Een verse cement- of betonvloer bevat dan weer mogelijk te veel restvocht. Wanneer een dekvloer niet droog genoeg is, kan een designvloer bijvoorbeeld kleurverschillen vertonen. Ook kan vocht dispersielijm aantasten, waardoor een vloerbekleding loskomt of blazen vormt.
Hoe checken?
Eerst meet u het vochtgehalte met een niet-destructieve meter. Dat geeft u een eerste indicatie van mogelijk aanwezig vocht. Uitsluitsel verkrijgt u met een calciumcarbidemeter. Daarin reageert een staal van de ondergrond chemisch met calciumcarbide, waarbij zich gas vormt. Doordat dit in een drukfles gebeurt, meet u heel precies het vochtgehalte. Boor dit staal niet uit de vloer, want de warmte die zich daarbij ontwikkelt, geeft een vertekend beeld.