Wat zegt het AREI over laadpalen?

Op 10 juli 2022 werd in het Belgisch Staatsblad een nieuw Koninklijk Besluit gepubliceerd. Dit KB brengt wijzigingen aan in bepaalde delen van de boeken 1, 2 en 3. De groeiende markt van de elektrische voertuigen krijgt daarin de nodige aandacht, met name de laadinfrastructuur krijgt nu de nodige aandacht.
AREI evolueert
Zoals bekend trad op 1 juni 2020 het nieuwe, geherstructureerde AREI in werking. De vernieuwing betekende een zekere omslag in werkwijze in vergelijking met het voormalige AREI, dat al sinds 1981 van kracht was. Die andere benadering houdt vooral in dat het nieuwe AREI voortdurend makkelijk kan aangepast worden als dat nodig is.
Bij het oude AREI verliep dat proces wat moeilijker. Er werd voor deze werkwijze gekozen om een bevredigend niveau van veiligheid voor personen en eigendommen te handhaven, ook bij snel wijzigende technologische omstandigheden.

Nieuw hoofdstuk: elektrische voertuigen
Bij de lancering van het nieuwe AREI werd er al opgemerkt dat de regels rond laadinfrastructuur nog onduidelijk waren. Op dat moment moest de voeding van elektrische wegvoertuigen beantwoorden aan de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen, hoofdstuk 7.101 en deel 8 van boek 1.
Het groeiend aantal elektrische wegvoertuigen maakte het noodzakelijk om de voeding van elektrische wegvoertuigen in het Algemeen Reglement op de elektrische installaties beter te omkaderen. Op dat moment werd gemeld dat de commissie nog bezig was met het opstellen van de concrete spelregels rond laadpalen. Dit nieuwe hoofdstuk is nu gepubliceerd en van kracht. Er zijn twee ‘fysieke’ wijzigingen in het nieuwe KB:
- Vooreerst is er de toevoeging van een nieuw hoofdstuk 7.22 in deel 7 (Regels voor speciale installaties en locaties) van Boek 1 van het nieuwe AREI betreffende veiligheidsmaatregelen in verband met de energievoorziening van elektrische wegvoertuigen
- De tweede wijziging is de aanpassing van bepaalde technische termen in de Boeken 1 en 3 van het nieuwe Algemeen Reglement voor elektrische installaties (de voorziening voor beveiliging tegen differentiële reststroom en het speciale circuit met toevoeging van een definitie)

De toepassing is afgebakend tot de vaste conductieve laadinrichtingen, bedoeld voor elektrische energieoverdracht en eventueel bedoeld voor het terugleveren van elektrische energie
Focus op veiligheid
Het nieuwe hoofdstuk 7.22 vult de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen van boek 1 aan voor de voeding van elektrische wegvoertuigen, die omschreven wordt als ‘de voeding van elk voertuig aangedreven door een elektromotor die stroom onttrekt aan een oplaadbaar energie-opslagsysteem, voornamelijk bedoeld voor gebruik op de openbare weg.’

Wat het toepassingsgebied van dit hoofdstuk betreft, beperkt dit zich tot de vaste conductieve laadinrichtingen bedoeld voor elektrische energieoverdracht en eventueel bedoeld voor het terugleveren van elektrische energie.
Een laadinrichting wordt beschouwd als een vast aangesloten uitrusting of geheel van uitrustingen van de vaste installatie, die de functies vervullen die bestemd zijn voor het overbrengen van elektrische energie tussen een elektrisch voertuig en de elektrische bron.
Bijgevolg valt de voeding van een elektrisch wegvoertuig door middel van een contactdoos (mode 1 en mode 2) onder de veiligheidsmaatregelen van de algemene delen en deel 8 (afwijkingen van toepassing op de elektrische installaties uitgevoerd vóór 1 juni 2020) van boek 1.

Concrete maatregelen
Een exclusief toegekende stroombaan wordt voorzien per verbindingspunt voor een elektrisch voertuig ; dus elk verbindingspunt heeft zijn eigen actieve bescherming tegen onrechtstreekse aanraking en tegen overstroom.
Bij een isolatiefout wordt er steeds rekening gehouden met een gevaarlijke gelijkstroomcomponent (> 6mA).
Actieve beschermingstoestellen tegen onrechtstreekse aanraking worden voorzien hetzij in de vaste stroomopwaartse elektrische installatie, hetzij in de laadinrichting of een combinatie van beide.
Bescherming voorzien tegen mechanische belastingen veroorzaakt door elke redelijkerwijs te verwachten aanrijding wordt voorzien.
De laadinrichtingen ondergebracht in een gemeenschappelijke parkeerplaats in een gebouw worden voorzien van een elektrische noodonderbreking, behalve wanneer ze deel uitmaken van de elektrische installatie van een wooneenheid. Bediening van de noodonderbreking wordt voorzien voor de brandweer aan elke voertuigeninrit tot de gemeenschappelijke parkeerplaats.
Bij de mogelijkheid tot terugleveren van elektrische energie worden de nodige waarschuwingen aangebracht op de laadinrichting(en) en het (de) schakel- en verdeelbord(en) die erdoor kunnen gevoed worden.
Met medewerking van Volta