Zonder goede afstelling gaan koplampen de mist in
consequent opvolgen van instructies fabrikant is cruciaal
Adaptieve koplampen maken het mogelijk om het aantal verkeersdoden aanzienlijk te reduceren. Zo bestaat tegenwoordig het verblindingsvrij grootlicht, dat continu ingeschakeld mag blijven, waarbij de lichtbundels de voor- en tegenliggers automatisch ‘ontwijken’. Maar zonder een adequate afstelling lopen ook dergelijke geavanceerde koplampsystemen – net als hun klassieke tegenhangers – het risico om in de praktijk de mist in te gaan.
Adaptieve koplampen zorgen voor minder verkeersdoden
In een eerder verschenen artikel (‘Dim- en grootlichten passen zich automatisch aan verkeer aan’ – CarFix nr. 1804 – augustus 2018) schreven we over de weg die fabrikanten van koplampsystemen afgelegd hebben om te komen tot de huidige stand van techniek: een adaptief koplampsysteem. Dat systeem zorgt met een uitgebreid spectrum aan lichtfuncties (stadslicht, licht voor secundaire wegen, snelweglicht, grootlicht, bochtenlicht, licht voor slecht weer) in elke verkeerssituatie voor een optimale verlichting van de weg, mét oog voor de maximale veiligheid van inzittenden en andere weggebruikers. De nieuwste generatie van de zogeheten AFS (adaptive of advanced front-lighting systems) heeft camera’s bij de voorruit die tegenliggers en voorliggers detecteren en de lichtverdelingen aanpassen zonder de andere weggebruikers te verblinden. Dat heeft een aanzienlijke impact op het aantal ongevallen, aangezien het effectieve gebruik van de lichtfuncties niet langer afhangt van het inschattings- en reactievermogen van de bestuurder.
Mits ...
De mogelijkheden om door middel van adaptieve koplampsystemen het aantal verkeersdoden terug te dringen zijn er dus, maar dat veronderstelt wel een correcte afstelling van die systemen. In wat volgt laten we ons licht schijnen op dat onderwerp, waarbij we er in één manoeuvre ook een streepje geschiedenis bijnemen.
Evolutie Afstellen koplampsystemen
10 meterwand
Met de introductie van de asymmetrische lichtverdeling in 1957 kwamen er ook wettelijke voorschriften voor de koplampafstelling. Eerst werden de koplampen getest en afgesteld op basis van koplampprojectie op een zogeheten ‘10 meterwand’ met markeringen. Die wettelijk voorgeschreven testmethode vindt vandaag nog toepassing bij landbouw- of speciale voertuigen. Een nadeel van die methode is dat een relatief grote, lichtgekeurde en vrije wand de nodige ruimte veronderstelt, en die is niet in alle werkplaatsen voorhanden.
Analoog afstelapparaat
Onder meer die factor (nodige ruimte) leidde tot de ontwikkeling van (analoge) koplampafstelapparaten die een snellere en flexibelere test van de lichtverdeling mogelijk maken. In feite simuleren ze de 10 meterwand, waarbij een ingebouwde lens in de optiekkast de voorgeschreven meetafstand reduceert van 10 meter naar 50 cm, zodat de voorwaarden van een (geschikte) wand en voldoende ruimte wegvallen. Een koplampafstelapparaat laat zich bovendien ook op meerdere plaatsen in de werkplaats inzetten – mits de werkplaatsbodem aan de vereiste toleranties voldoet.
Belang van exacte condities testvlak

Voor een exacte koplampafstelling is de toestand van de vloer heel belangrijk. Een norm (DIN ISO 10604) beschrijft nauwkeurig het ‘testvlak’ en vermeldt de toegelaten toleranties. Bij het niet respecteren van die toleranties hebben zelfs kleine afwijkingen een grote invloed op de lichtverdeling. Beschouw het volgende rekenvoorbeeld. Aangezien de lens in het koplampafstelapparaat de voorgeschreven afstand van 10 meter tot de wand inkort tot 50 cm, komt een meetfout van slechts 5 mm op het testscherm van het afstelapparaat overeen met een verschil van 10 cm over een afstand van 10 m (verhouding 10 m tot 50 cm is gelijk aan factor 20). Bij een voertuig waarvan de koplampen op een hoogte van 60 cm zijn ingebouwd, heeft het dimlicht een reikwijdte van 60 meter (voorhelling 1% = 10 cm helling over een reikwijdte van 10 m). Het licht van de koplamp zou in dat geval maar liefst 60 cm afwijken. Dat toont het belang aan van een exact testvlak voor de lichtverdeling. Millimeters beslissen over de verblinding van de tegenliggers of over rijden in slecht verlichte situaties, met alle mogelijke nefaste gevolgen. Bij de controle en afstelling van lichtverdelingen bij moderne koplampen houdt men dus best enkele belangrijke punten in het achterhoofd. Een correcte afstelling veronderstelt een juiste interpretatie van de lichtverdeling. Expertise op dat vlak is dan ook crucialer dan ooit.
Richtlijnen fabrikant cruciaal bij Afstelling grootlichtassistenten
Met name bij grootlichtassistentiesystemen is het strikt volgen van de specifieke richtlijnen van de fabrikant cruciaal. Hetzelfde geldt voor de eerder genoemde toleranties rond het testvlak onder het voertuig, en het koplampafstelapparaat. Ook de benodigde apparatuur speelt een grote rol, want alleen met behulp van de diagnosetester en een geschikt afstelapparaat laten moderne koplampsystemen zich correct controleren en afstellen.
Volg de correcte procedure!

Onderaan: afstelling met digitaal: groene pijlen wijzen de afsteller als het ware de weg naar een goede afstelling
Wat betreft het onderhoud van grootlichten met ingebouwde assistentiesystemen bestaan er verschillende procedures. Afhankelijk van de fabrikant en het model verloopt de afstelling van klassieke systemen ofwel tegelijkertijd met het dimlicht, ofwel apart, volgens de richtlijnen van de fabrikant. De afstelling van ultramoderne koplampsystemen gebeurt door middel van diagnoseapparaten in combinatie met de bijbehorende regelunit.
Voertuigen met een grootlichtassistent vereisen een speciale, fabrikantafhankelijke behandeling. In bepaalde gevallen gebeurt de afstelling van het verblindingsvrije grootlicht samen met die van het dimlicht. Alleen bij klachten vindt een controle van het systeem plaats. Bij andere fabrikanten is de controle en/of de afstelling verplicht.
Aan de afstelling van het voertuig gaat een voorbereiding vooraf overeenkomstig de wettelijke voorschriften (juiste bandenspanning, correcte belading etc.) en richtlijnen van de fabrikant. Dan volgt de afstelling van de verticale licht-donkergrens, waarvoor de koplampmodule met behulp van een diagnosetester in de basisafstelling moet worden gebracht.
Sommige grootlichtassistentiesystemen vereisen een speciaal testscherm en een analoog of digitaal afstelapparaat. De verticale lijn van de lichtverdeling (oranje pijl) hoort precies op het midden (de nullijn) van het testscherm afgesteld. Die nieuwe afstelling wordt dan als uitgangspositie opgeslagen. Bij de verticale licht-donkergrens is een juiste afstelling noodzakelijk, om verblinding van andere weggebruikers te voorkomen. Het afstellen van de rechterkoplamp verloopt in spiegelbeeld.
Praktijkvoorbeeld
Bij bepaalde koplampen zijn voor het afstellen van de lichtverdeling van het grootlicht geen afstelschroeven meer aanwezig, zoals bij de nieuwe Audi A8. De kern van de Matrix led-koplampen is een verblindingsvrij grootlicht zonder mechanisch systeem. De bestuurder kan permanent met ingeschakeld grootlicht rijden zonder tegen- of voorliggers te verblinden. Bij dit koplampsysteem staan 25 individueel in- en uit te schakelen leds in voor de lichtverdeling van het grootlicht. Een diagnosetester is nodig om de lichtverdeling te controleren en af te stellen. Na voorbereiding van het voertuig volgt met de diagnosetester de inschakeling van een enkele led, de zogeheten master-led. De analyse gebeurt aan de hand van de positie van de lichtverdeling.
De bovenste afbeelding hieronder toont de correcte positie van de binnenste licht-donkergrens bij de nullijn van het testscherm. Bij afwijkingen van deze positie (onderste afbeelding) moet de correctiewaarde (afstand tot de nullijn) via een diagnosetester naar de betreffende regeleenheid worden verzonden. De afbeeldingen tonen de linkerkoplamp. Het afstellen van de rechterkoplamp verloopt in spiegelbeeld.
Met medewerking van HELLA Benelux BV