ANTICONDENSGLAS WEERT CONDENS AAN BUITENZIJDE BEGLAZING

COATING WEERT CONDENSATIE EN VUILRESTEN AAN DE BUITENKANT VAN SUPERISOLERENDE BEGLAZING
De vorming van condensatievocht op ramen en buitenschrijnwerk is een vaak voorkomend probleem. Het ontstaat doordat de waterdamp in de lucht neerslaat op een koele oppervlakte, waardoor er waterdruppels verschijnen op het glas of op de profielen. Terwijl dat vroeger vooral een probleem aan de binnenzijde van het gebouw was, treedt het fenomeen nu regelmatig aan de buitenzijde van de beglazing op. Veel schrijnwerkers vragen zich dan ook bezorgd af of dat wel normaal is.
CONDENS BUITEN OP HET GLAS
Condensatie op de buitenzijde van een dubbele of drievoudige beglazing is een relatief nieuw fenomeen. Bij glas met een lage Ug-waarde zal het buitenoppervlak minder warm zijn dan het buitenoppervlak van een beglazing met een hoge Ug-waarde (het gas in de beglazing isoleert immers het buitenste glas van de binnenruimte). De vorming van condens op de buitenzijde is dan vergelijkbaar met condensvorming op wagens. Buiten is er een zeer hoge relatieve vochtigheid en ’s nachts kan een oppervlak door een lange golfstraling naar de hemelkoepel kouder zijn dan de luchttemperatuur. Daardoor ontstaat er condens op de beglazing. Het probleem kan enkel vermeden worden door de oppervlakte-temperatuur van het glas te verhogen: bijvoorbeeld door het plaatsen van een anticondensbeglazing of de plaatsing van rolluiken. De eventuele hinder is echter beperkt in de tijd: als de zon ’s morgens begint te schijnen, warmt zowel de lucht als het glas op en verdwijnt de condensatie al snel. Hoewel er steeds meer klachten komen van bouwheren over dit fenomeen, dient men er rekening mee te houden dat dit probleem beperkt is in omvang en vooral een indicatie is van een thermisch performante beglazing. Het kan soms optreden bij 1,1W/m²K-glas, maar het zal vaak voorkomen bij een drievoudige beglazing met Ug-waardes tot 0,5 W/m²K.

De pyrolytische coating beschermt het glas tegen atmosferische straling en houdt de oppervlaktetemperatuur boven het dauwpunt
ANTICONDENSBEGLAZING
Een doeltreffende oplossing om het optreden van condensatievocht op de buitenkant van de beglazing te voorkomen, is het gebruik van een anticondensbeglazing. Dat bestaat uit een doorzichtige pyrolytische coating op een blank floatglas. Een pyrolytische coating is een coating op basis van metaaloxiden, die op de glasproductielijn, meteen na het verlaten van de glasoven en bij hoge temperatuur, verstoven wordt op een blad floatglas. In dit precieze geval spreekt men over een coating met beperkte emissiviteit. Uiteraard kan dit gecombineerd worden met een bijkomende coating. Zo verkrijgt men een beglazing met een dubbele coating die een anticondensfunctie combineert met een extra isolerende functie. Vanzelfsprekend zijn er andere assemblages in dubbele- en driedubbele beglazing mogelijk. Zo'n coating beschermt het glas tegen atmosferische straling en houdt het glasoppervlak op een temperatuur net boven het dauwpunt, wat de condensvorming beperkt. Het Fraunhofer-Institut für Bauphysik IBP, een onafhankelijk laboratorium in Duitsland, onderzocht de efficiëntie van een beglazing met anticondenscoating en vergeleek die met een traditionele beglazing. Uit de conclusies van de studie blijkt dat er op een traditionele beglazing condensvorming optreedt vanaf een relatieve luchtvochtigheidsgraad van 77% in de buitenlucht. Een anticondenscoating vertraagt de condensvorming echter sterk. Pas vanaf een luchtvochtigheidsgraad van 97% zou er condens optreden op het glasblad.

De temperatuur van het glasoppervlak duikt onder het dauwpunt.
Er ontstaat condensatie
WERKINGSPRINCIPE
Laat ons het volgende voorbeeld nemen: de buitentemperatuur bedraagt 5 °C, de binnentemperatuur 20 °C. De relatieve luchtvochtigheid buiten is vrij hoog (77%), het dauwpunt 1,3 °C. De coating van metaaloxiden op het buitenste glasblad (dubbele beglazing) werkt als een ‘koude reflector’. Daardoor blijft de temperatuur van dat glasblad (4,7 °C) boven het dauwpunt (1,3 °C). Er treedt dus geen condensvorming op. Mocht de bijzondere coating van metaaloxiden op het buitenste glasblad niet aangebracht zijn, zou de oppervlaktetemperatuur van het glas dalen tot onder 1,3 °C en treedt er onvermijdelijk condensvorming op. De sector verwacht dat de vraag naar anticondensatieglas zal toenemen door de trend naar steeds betere woningisolatie, waardoor het fenomeen van condensatie op de buitenbeglazing enkel maar zal toenemen.

NIET TE VERWARREN MET CONDENSATIE AAN DE BINNENKANT VAN DE BEGLAZING!
Terwijl condensatie aan de buitenzijde van het glas vooral kenmerkend is voor een thermisch hoogperformante beglazing, wijst condensatie aan de binnenzijde van het glas eerder op een thermisch minder performante beglazing. Toch moet dit gegeven met een korreltje zout genomen worden. Het risico op condensatie valt immers niet zomaar af te leiden uit de Ug-waarde. Deze waarde zegt immers niet noodzakelijk iets over de specifieke oppervlaktetemperatuur van het glas in een bepaalde omstandigheid. Zo kan er ook condensatie optreden aan de binnenzijde van een beglazing met een Ug-waarde van 1,1 W/m²K.