Welk isolatiesysteem kiezen bij binnenisolatie van buitenmuren?
De combinatie van een renovatie met een betere isolatie van de woning zit duidelijk in de lift. In dit artikel grasduinen we door de verschillende types binnenisolatie. We bespreken de keuzecriteria, isolatiedikte, het ontwerp van het isolatiesysteem, luchtdichtheid, bouwknopen ...
Isolatiesystemen vs. -materialen
Indien het gebouw in huidige toestand geschikt is voor binnenisolatie, of eventuele problemen zijn verholpen (zie deel 1 van deze artikelreeks), dan is het tijd om te kiezen met welk isolatiesysteem er aan de slag gegaan wordt.

We spreken hier dus duidelijk over isolatiesystemen, en niet over isolatiematerialen, omdat we doelen op de wisselwerking tussen het gekozen isolatiemateriaal en het (eventuele) dampscherm, de (eventuele) binnenafwerking, de buitenafwerking ...
Isolatiesysteem 1: harde platen of blokken
Een eerste groep betreft een isolatiesysteem bestaande uit harde platen of blokken. Het gaat in dit geval meestal om gelijmde toepassingen. Indien niet gelijmd, zijn deze systemen bevestigd met pluggen.
Dit systeem wordt meestal geplaatst zonder extra lucht- en dampscherm, wat, afhankelijk van het systeem, bijzondere aandacht vraagt voor het realiseren van een blijvende luchtdichting.
We spreken in geval van harde platen of blokken over de volgende materialen:
- Synthetische schuimen: XPS, PUR, EPS, PIR, resol ...
- Minerale schuimen: schuimbeton, calciumsilicaat ...
- Cellenglas
- Plantaardige materialen: kurk, kalkhennep ...
Isolatiesysteem 2: Dragende structuur in combinatie met Flexibele dekens of losse ingeblazen isolatie
De flexibele dekens enerzijds en de losse ingeblazen vlokken anderzijds zijn strikt gesproken eigenlijk aparte isolatiesystemen, maar we bespreken ze hier als één systeem aangezien het over dezelfde isolatiematerialen gaat: minerale wol, cellulose, houtvezel, hennep, vlas, dierlijke wol ...

Opmerking: om warmteverliezen te reduceren en schimmelvorming te vermijden, is het aangewezen de structuur op enige afstand van de buitenmuur te plaatsen. Vervolgens wordt de volledige ruimte – dus zowel tussen de structuur zelf als tussen de structuur en de bestaande buitenmuur – gevuld met isolatie. Deze werkwijze vermindert niet alleen het koudebrugeffect, dat zeker bij metalen structuren heel groot kan zijn, maar is bovendien goedkoper.
Isolatiesysteem 3: isolerende pleisters
Een laatste systeem betreft de isolerende pleisters op basis van EPS-parels of plantaardige materialen (kurk, kalkhennep ...).
Een ander voorbeeld betreft de pleisters op basis van minerale aggregaten, zoals aerogel. Aerogel zelf is een bijzonder licht en superisolerend materiaal, wat toelaat de isolatiedikte te beperken.
Welk isolatiesysteem kiezen?
De volgende keuzecriteria spelen een cruciale rol bij het kiezen van het isolatiesysteem voor een specifieke situatie:
- Ondergrond: Vooral harde isolatiesystemen stellen bijzondere eisen op dit vlak. Onregelmatigheden in de ondergrond kunnen maar worden opgevangen door deze te egaliseren, wat arbeidsintensief is, of door de isolatieplaten rondom met een geschikte kleefmortel aan te brengen. Bij grote oneffenheden, bijvoorbeeld omdat de muur niet waterpas staat of uitbulkt naar binnen of naar buiten, kan overwogen worden te werken met verschillende isolatiediktes.
- Verlies aan binnenruimte: In bepaalde gevallen is de vraag van de bouwheer om zo min mogelijk binnenruimte te verliezen. De omvang van dat verlies is afhankelijk van het thermisch ambitieniveau en het gekozen isolatiemateriaal. Stel: we willen R = 2 m2K/W, wat een eerder zwakke eis is (zie verder). Om dat te bereiken, zou in het geval van kalkhennep 16 cm moeten worden toegepast. In het geval van houtvezelplaten volstaat 8 cm. Kiest u voor aerogelmatten (wel duur), dan is 2,8 cm al genoeg.
- Akoestische prestaties: Van binnenisolatie wordt over het algemeen niet verwacht dat het de geluidsisolatie van de buitenschil zal verbeteren. Maar mits keuze van daartoe geschikte materialen (vezelige isolatie) en een verzorgde uitvoering kunnen bepaalde akoestisch zwakke punten (bv. de dichting rond schrijnwerk) toch bijgewerkt worden.
Als het gaat over geluidsisolatie tussen ruimtes, zoals een gedeelde muur met de buren of akoestische prestaties tussen verdiepingen, kan binnenisolatie een negatieve impact hebben. Een isolatiesysteem met harde platen is daar een typisch voorbeeld van. Een correcte detaillering van de bouwknopen is dan ook erg belangrijk. - Milieu-impact en circulariteit: Na het isoleren zal, onafhankelijk van het gekozen materiaal, de milieu-impact afnemen. Maar de keuze van het isolatiemateriaal heeft wel een impact op hoe groot/klein die daling is. Belangrijk is ook rekening te houden met de milieu-impact van de gebruikte materialen zelf. Kijk daarvoor naar de volledige levenscyclus van het isolatiesysteem: hoe wordt het geproduceerd, hoe wordt het verwerkt, wat zijn de recyclagemogelijkheden, is het demontabel, bezit het een lange levensduur ... TOTEM is het overheidsinstrument dat toelaat de milieu-impact van verschillende opbouwen met elkaar te vergelijken.
- Draagkracht voor zware objecten: Is het de bedoeling zware lasten aan de wand op te hangen, kies dan voor een isolatiesysteem met een robuuste opbouw die voldoende draagkracht heeft. Opgelet: maak geen gaten in het luchtscherm die de luchtdichtheid in gevaar brengen.

Wat is de aanbevolen isolatiedikte?
Het isolatiesysteem is bepaald. Rest nog de vraag hoeveel materiaal we moeten voorzien. Om die vraag te beantwoorden, kijken we eerst even naar enkele bepalende waardes:
- R = warmteweerstand = materiaaldikte gedeeld door de lambdawaarde. Hoe hoger deze waarde, hoe beter ons isolatiesysteem weerstand biedt tegen de warmtedoorstroom; eenheid (m2K/W). Door de R van de verschillende lagen in een opbouw met elkaar op te tellen bekomt men Rtotaal voor de wand.
- U = warmtedoorgangscoëfficiënt (1/Rtotaal = 1 gedeeld door de totale warmteweerstand van alle onderdelen van de muur). Hoe lager deze waarde, hoe moeilijker warmte door de wand heen kan gaan; eenheid W/(m2K).
De overheid legt voor heel wat situaties minimum- of maximumeisen op voor R- en U-waarden van opbouwen. Zo moeten bijvoorbeeld buitenmuren bij nieuwbouw voldoen aan een U-waarde van maximaal 0,24 W/(m2K); wat overeenkomt met een Rtotaal van 4,17 (m2K)/W.

Voor renovatie met binnenisolatie zijn er weliswaar momenteel nog geen maximale U-waarden vereist. Maar wat wel houvast biedt is dat tegen 2050 alle woningen sowieso energielabel A moeten halen, waarbij onder meer zowel voor daken als voor muren en wanden een U ≤ 0,24 W/(m2K) wordt vooropgesteld.
Wie nu bij renovatie opteert de buitenmuren minder goed te isoleren, moet beseffen dat hij ofwel in de toekomst de muren nogmaals van extra isolatie zal moeten voorzien, ofwel in andere compenserende maatregelen zal moeten investeren.
Isolatiepremies en fiscale voordelen
Er bestaat een verschil tussen een gewone renovatie en een ingrijpende energetische renovatie (IER), waarbij er meer dan 75% van de buitenschil gerenoveerd wordt. Dat is belangrijk om weten, want een IER levert fiscale voordelen op, en dat reeds bij een relatief zwakke eis aan de isolatie die een R-waarde ≥ 2 (m2K)/W moet hebben.
Daarbovenop moet de isolatie geplaatst zijn door een gecertificeerd aannemer, ofwel door een aannemer zonder certificaat maar onder begeleiding van een architect.
Ontwerp van isolatiesysteem
We weten nu met welk isolatiesysteem we aan het werk gaan en hoe dik we gaan isoleren. In dit deel bekijken we hoe we het systeem in zijn geheel gaan ontwerpen. Een belangrijk aandachtspunt bij het ontwerp is vochtbeheersing.
Enerzijds moeten we rekening houden met vocht afkomstig van buitenaf. Daarbij denken we in eerste instantie aan slagregen. En anderzijds moeten we vermijden dat vocht, afkomstig uit de binnenlucht, tot problematische condensatie leidt.
1. Bescherming tegen vocht van buitenaf
Een buitengevel kan nat worden door veel regen te vangen. Belangrijk is dat het vocht niet cumuleert: de muur moet in staat zijn om voldoende uit te drogen. Dampopenheid aan de buitenzijde is daarom erg belangrijk, maar ook een dampopen binnenzijde zal de uitdroogcapaciteit verhogen.

Afhankelijk van onder meer het type muur, de staat en de oriëntatie ervan, kan het nodig zijn regenbescherming te voorzien op de gevel in de vorm van verf, bepleisteringen, gevelbekledingen, hydrofobering ...
Let op: kiest u voor een hydrofobering, besef dan wel dat die effectiviteit met de jaren kan afnemen. Als algemene regel geldt daarom dat het aangewezen is de werkzaamheid ervan om de vijf jaar te controleren.
2. Bescherming tegen vocht van binnenaf
2.1. Dampremmende systemen
Om condensatie tegen te gaan ten gevolge van vocht van het binnenklimaat, werkt men met dampremmende systemen. We kunnen daarbij voor isolatiematerialen kiezen die zelf dampremmend zijn, ofwel bijkomend een damprem plaatsen. Een logisch gevolg van met dampremmende materialen te werken, is echter wel dat als de muur om een of andere reden toch nat wordt, het uitdrogen naar binnen toe bemoeilijkt wordt.

Bij het ontwerp van dampremmende systemen is het dus een kwestie van een goed compromis te vinden tussen enerzijds damp tegenhouden, maar anderzijds ook niet te dampdicht te werken zodat die uitdroging niet verhinderd wordt. Zogenaamde vochtvariabele of intelligente dampremmen zijn daarbij ideaal: in winterse omstandigheden functioneren ze als een echt dampscherm en komt er nauwelijks vocht in de opbouw, terwijl ze in zomerse omstandigheden heel dampopen kunnen worden, waardoor het uitdrogen naar binnen toe mogelijk blijft.

2.2. Dampopen capillair actieve systemen
In tegenstelling tot dampremmende systemen, kan via dampopen systemen damp vrij de constructie in- en uitstromen. Problematische condensatie wordt daarbij vermeden door het vocht in de opbouw op te slaan én te herverdelen. Het isolatiemateriaal heeft in dit geval hygroscopische en capillaire eigenschappen die toelaten het vocht te bufferen, te herverdelen en deels ook naar binnen toe te laten uitdrogen.
Een resultaat hiervan is dat over het algemeen de muren zelf droger zullen zijn dan die uitgerust met dampremmende producten.
Luchtdichtheid van het isolatiesysteem
We weten dat een gebrekkige luchtdichtheid van ons isolatiesysteem leidt tot grote warmteverliezen. Maar daarenboven kan warme binnenlucht die erin slaagt achter de isolatie te geraken op termijn mogelijk ook vochtproblemen veroorzaken. Dit fenomeen is te vermijden door de volgende maatregelen:
- Zorg voor een continue luchtdichte laag. Dikwijls wordt hiervoor een luchtdicht dampremmend membraan gebruikt, geplaatst aan de binnenzijde van de isolatie. Een houten dampremmende beplating, waarvan de voegen afgedicht worden met luchtdichtingstape, kan een alternatief zijn.
Gipsplaten of een binnenbepleistering gebruiken als luchtscherm is bijzonder delicaat, want in de praktijk ontstaan op termijn meestal scheurtjes, vooral ter plaatse van aansluitingen met andere bouwelementen. Ook het overgrote deel van de isolatiematerialen an sich kan die luchtdichtheid niet garanderen. - Zorg ervoor dat de luchtdichte laag correct aangesloten is op alle aanpalende elementen die samen moeten zorgen voor de luchtdichtheid van de bouwschil: schrijnwerk, luchtscherm van het dak … Bijzondere aandacht vraagt het realiseren van de continuïteit van de luchtdichting en isolatie ter plaatse van houten (tussen)vloeren.
- Vermijd zoveel mogelijk doorboringen van de luchtdichte laag. Kan het toch niet anders, maak die doorboring nadien dan opnieuw luchtdicht. Ook al is het misschien wat arbeidsintensiever, overweeg doorboringen te vermijden door een leidingenspouw te voorzien.
- Ten slotte – en dit wordt vaak over het hoofd gezien – verdient het de voorkeur een luchtlaag tussen isolatie en metselwerk te vermijden. U laat de isolatie beter aansluiten op de muur. Op die manier wordt luchtcirculatie bemoeilijkt. In het geval van gelijmde systemen dient u volvlakkig te kleven of een continue kleefstrook rondom de rugzijde van de plaat te voorzien.
Wil u meer weten over luchtdichtheid? Lees meer in de TV 255 van Buildwise!

Kan het toch niet anders, maak die doorboring nadien dan opnieuw luchtdicht
Correcte aanpak van de bouwknopen
Als we naar binnenisolatie kijken, dan identificeren we onvermijdelijk plaatsen waar de isolatie niet continu kan doorlopen. Ter plaatse van die koudebruggen riskeren we warmteverliezen en/of vochtproblemen, zoals schimmels.
Hoe groot zijn de extra energieverliezen?
De grootte van de energieverliezen te wijten aan bouwknopen hangt af van de hoeveelheid en de aard ervan. In heel extreme situaties, bv. een gebouw met kleine vertrekken, met betonnen tussenvloeren en relatief veel binnenwanden in massief metselwerk, kan het zijn dat het aanbrengen van 20 cm dikke binnenisolatie, zonder aandacht te besteden aan de koudebruggen, niet meer energiebesparing oplevert dan 2 cm die ononderbroken zou zijn aangebracht.
Conclusie: onderschat de impact van de bouwknopen niet. Beperk zoveel als realistisch mogelijk de koudebruggen, vermijd luchtlekken en beheers het binnenklimaat om vochtrisico's te beperken.
Hoe de aansluiting met ramen aanpakken?
Het schrijnwerk zelf vormt een zwakke plek in de isolatielaag, omdat het minder goed geïsoleerd is dan de binnenisolatie en sterk isolerende beglazing. Overdek daarom zo ver en dik als mogelijk de raam- en deurprofielen met gepast isolatiemateriaal.

Ideaal is dat het schrijnwerk gepositioneerd wordt in het midden van de isolatielaag. Zeker wanneer het schrijnwerk aan vervanging toe is, moet overwogen worden het meer naar binnen toe te plaatsen, wat wel aanpassingen vereist aan de buitendorpel ...
Komt het schrijnwerk niet in de binnenisolatie, dan moeten de dagkanten en onderzijde minstens van een dunne isolatielaag worden voorzien om schimmelvorming te vermijden. Zorg ook voor een correcte luchtdichting rond de ramen, bijvoorbeeld door de damprem met gepaste lijm of kleefbanden op de raamprofielen te kleven. De naad tussen schrijnwerk en binnenafwerking gewoon afkitten met siliconen garandeert geen blijvend resultaat.
Hoe de aansluiting met massieve gebouwdelen aanpakken?
Met massieve gebouwdelen doelen we bijvoorbeeld op binnenmuren, daken, vloeren ... Als er binnenisolatie geplaatst wordt, raden we met betrekking tot deze gebouwdelen aan om te werken met retourisolatie (die gebouwdelen voor enkele centimeters mee isoleren) aan die zijde(n) waar ze in contact staan met (actief of passief) verwarmde ruimtes.
Dankzij retourisolatie garandeert u minder warmteverliezen én voorkomt u eventuele schimmelvorming. Een retourlengte van 50 cm is al meer dan voldoende. Tweezijdig retourisoleren wordt dan weer ten sterkste aanbevolen, aangezien een eenzijdige retourisolatie weinig zinvol is, uitgezonderd voor vochtproblemen.
Een algemene richtlijn daarbij is dat hoe slechter het gebruikte bouwmateriaal isoleert (bijvoorbeeld beton versus een lichte snelbouwsteen), hoe verder de retourisolatie moet doorlopen.
Wat doen met houten elementen in de gevel?
Eén van de gevolgen van het aanbrengen van binnenisolatie is dat de betreffende muur vochtiger wordt omdat hij minder gemakkelijk uitdroogt. Houten constructieve elementen die in de gevel zitten, zoals houten lateien en de koppen van gordingen en roosteringsbalken, vragen extra aandacht. Zeker bij hout ingewerkt in een gevel die veel slagregen vangt moet nagegaan worden of de muur, zeker daar waar hij dunner is omdat het hout een deel van de dikte inneemt, voldoende slagregendicht is. Desnoods moet het hout vervangen worden door minder gevoelig materiaal of kan men het hout bv. afsteunen op de structuur waartussen geïsoleerd wordt i.p.v. in de muur.

Garandeer in elk geval de luchtdichtheid rond de balken om eventuele condensatie aan de balkkoppen te vermijden. Zo niet, zou warme, vochtige binnenlucht na het aanbrengen van de binnenisolatie de balkkop kunnen bereiken en daar vocht afzetten. Om die omgeving luchtdicht te maken, kan gebruikgemaakt worden van bepleisterbare kleefbanden, vloeibare luchtdichting ... Zorg wel voor materiaal dat de natuurlijke bewegingen van het hout kan volgen. Indien het hout van de balk gebarsten is, dicht dan ook die scheuren.
Bij houten vloeren is het erg belangrijk over heel de hoogte van de opbouw continuïteit te realiseren, zowel op het vlak van isolatie als van luchtdichtheid. De isolatie en het luchtscherm aan de onderzijde laten stoppen tegen de zoldering en aan de bovenzijde op de plankenvloer is nefast: de zone tussen de balken is immers niet bepleisterd, wat over het algemeen resulteert in een enorm luchtlek, en vormt een grote koudebrug. Voor een goede akoestische isolatie tussen de verdiepingen moet een gepast isolatiemateriaal worden gebruikt en moeten de afwerkingsmaterialen doordacht worden.
Samengevat
Kies je voor binnenisolatie:
- Mik dan meteen op een isolatieniveau dat overeenstemt met de eisen voor 2050.
- Hou rekening met de totale milieu-impact van de ingreep.
- Beperk de koudebruggen.
- Vermijd luchtlekken.
- ... En beheers het binnenklimaat om vochtrisico's te beperken.