Wat al zeker in de gaten te houden bij binnenisolatie van buitenmuren?

De combinatie van een renovatie met een betere isolatie van de woning zit duidelijk in de lift. In dit artikel grasduinen we door de randvoorwaarden voor binnenisolatie en wegen we de pro’s en contra’s tegen elkaar af.
Stand van zaken
Wie de langetermijndoelstellingen tegen 2050 voor ons gebouwenpark nog niet kent: de bestaande woongebouwen moeten tegen die tijd een vergelijkbaar energieprestatieniveau halen als nieuwbouwwoningen met een vergunningsaanvraag vanaf 2015. Met andere woorden: het gemiddelde EPC-kerngetal wordt verlaagd met een spectaculaire (en broodnodige) 75%. Anders gezegd: Op jaarbasis moeten we tegenwoordig gemiddeld 3% van de bestaande woningen renoveren tot het A-label om de doelstelling in 2050 te halen.

Er is dus duidelijk de intentie om renovatie te stimuleren. Allemaal veelbelovend op papier, maar waar staan we vandaag? Wel, uit de praktijk blijkt dat nog maar 6,8% van al onze woningen een label A bezit. Als we dit huidig renovatietempo aanhouden, dan leren we uit de voorspellingen dat maar 40% van de gebouwen tegen 2050 van een label A zal genieten.

De boodschap? We moeten duidelijk een versnelling hoger schakelen.
Als we het huidige renovatietempo aanhouden, dan zal maar 40% van onze gebouwen tegen 2050 een label A bezitten
Holistisch renoveren
Niet enkel moeten we een versnelling hoger schakelen, we moeten dat milieubewust doen. De Europese Bouwsector is namelijk verantwoordelijk voor 40% van het totale energiegebruik en voor 36% van de totale uitstoot van broeikasgassen in Europa.
Om die redenen klinkt de oproep voor een holistische renovatieaanpak. In klare taal betekent dit dat de keuze voor een muurisolatie een stap in de goede richting is, maar vooral een goed moment om andere schildelen mee te isoleren, oude ramen te vervangen, te kiezen voor een ventilatiesysteem ...
Minstens even belangrijk is om te focussen op een renovatie met zo min mogelijk (toekomstig) afval. Concreet moeten aannemers gaan nadenken over het hergebruik van materialen (deurkaders, tegels, isolatie ...). Niet alles hoort bij afbraak automatisch op een container. Ook bij de keuze voor het gebruik van materialen is het zaak na te denken over hergebruik van die materialen bij afbraak in de toekomst.
Waarom bestaande binnenmuren isoleren?
Het gebouwenpark in België is best wel oud. Meer dan een derde van de gebouwen dateert van voor de Tweede Wereldoorlog waar men met massieve muren, en in het overwegend merendeel van de gevallen, zonder isolatie bouwde.
Dat betekent meteen ook dat een groot deel van de Belgische woningen slecht geïsoleerde muren heeft, ook al begon men na de Tweede Wereldoorlog, en zeker vanaf de energiecrisis eind jaren '70, meer spouwmuren te plaatsen.
Mogelijkheden voor na-isolatie buitenmuren
De gevel extra isoleren bij renovatieprojecten is een niet meer dan terechte keuze. Gevels zijn dan ook verantwoordelijk voor 20 tot 25% van de totale energieverliezen in een woning. Bij rijwoningen loopt dat soms zelfs op tot 35%. Omdat 75% van de oppervlakte van onze gevels bestaat uit muren, is het dan ook logisch dat daar nog een enorm onontgonnen gebied ligt.
Spouwvulling, buitenisolatie of binnenisolatie?
De eenvoudigste en snelste manier voor het isoleren van muren is en blijft spouwvulling. Het grootste nadeel is echter dat de meeste oude gebouwen helemaal geen spouwmuren bezitten. Bovendien is de isolatiewinst relatief beperkt door de geringe breedte van de gemiddelde spouwmuur (5-7 cm).

Hygrothermisch gezien is buitenisolatie de beste keuze. Er zijn zeer weinig koudebruggen en vochtproblemen, alsook geen beperking in dikte. De grootste vijand van buitenisolatie is van esthetische aard, want het uitzicht van het gebouw verandert, en niet elke bewoner stelt dit op prijs. Buitenisolatie is bovendien ook niet mogelijk in geval van erfgoed, buitengevels in stadsomgevingen waar er al weinig ruimte voor voetpaden kan zijn, in gevels met veel onderbrekingen (balkons, ingewikkelde architectuur ...) ...
Gevels zijn verantwoordelijk voor 20 tot 25% van de totale energieverliezen in een woning. Bij rijwoningen loopt dat op tot 35%
Ten slotte is er nog binnenisolatie als optie om o.a. warmteverliezen te minimaliseren. Het belangrijkste risico hier zijn net die hygrothermische problemen. Zo zal de muur na het aanbrengen van binnenisolatie opmerkelijk trager uitdrogen, zeker in de winterperiode. De muur komt dus natter te staan waardoor bestaande vochtproblemen erger worden of er nieuwe ontstaan, zoals inwendige condensatie en lokale vochtproblemen op koudebruggen daar waar de isolatielaag onderbroken is.

Plaatsingsvoorwaarden binnenisolatie
Binnenisolatie draagt ten opzichte van buitenisolatie dus niet de voorkeur, maar toch kan het een interessante optie zijn voor heel wat projecten. Dat er een goede aanpak vereist is om (vocht)problemen te vermijden is, is een understatement. De volgende aandachtspunten bepalen de voorwaarden voor het plaatsen van binnenisolatie:
1. Inspectie van het gebouw
Een grondige inspectie van het gebouw is cruciaal voordat binnenisolatie aangebracht wordt. Op die manier leert u de renovatiecontext kennen, en worden eventuele risico's en noodzakelijke interventies geïdentificeerd. Om een uitgebreide inspectie uit te voeren, zijn er verschillende mogelijkheden.
- Ten eerste is het raadzaam om de bouwplannen te bekijken, zodat u een goed beeld krijgt van de constructie. Is er bijvoorbeeld al vloerisolatie? Zo niet, kan je die eventueel meenemen in de planning.
- Daarnaast is een fysiek bezoek raadzaam om met eigen ogen de situatie te beoordelen. Is er bijvoorbeeld een venitlatiesysteem aanwezig of niet? Zijn er zichtbare vochtproblemen?
- Vergeet niet dat de bewoners van het te renoveren project een waardevolle bron van informatie zijn. Zij kunnen hun jarenlange ervaringen delen en problemen die zij hebben opgemerkt meegeven.
- Het gebruik van technologie kan ook nuttig zijn bij het uitvoeren van een inspectie. De opties kunnen bestaan uit niet-destructieve metingen, zoals het gebruik van drones om moeilijk bereikbare gebieden te inspecteren, of infraroodcamera's om warmteverlies en vochtproblemen te detecteren. Er bestaan ook destructieve methodes. De aanpak van de inspectie zal echter variëren afhankelijk van het project. Factoren zoals de grootte en complexiteit van het gebouw en eventuele erfgoedbeperkingen zullen bepalen welke technieken en methoden passend zijn.
2. Hoe ziet de muuropbouw eruit?
Om bepaalde problemen te voorkomen, schenken we tijdens de inspectie aandacht aan:
- Buitenafwerking: Stel u de vraag of er een goede regenbescherming voor de gevel is/moet zijn en of er een goede uitdroging van de buitenmuur mogelijk is. Indien een buitenafwerking aanwezig/nodig is om de muur van overtollig vocht te beschermen, informeer u dan over de eigenschappen van die afwerking. Het type verf bij buitenafwerkingen heeft een invloed op de doorlatendheid en wateropname van de muur (TV 249 geeft aan welke proeven u kan uitvoeren om te achterhalen welke verf al aanwezig is als buitenafwerking). Kalkpleisters zijn dampopen en vochtdoorlatend, terwijl cementpleisters dampremmend zijn. Hydrofoberingen zijn visueel moeilijker te achterhalen al bestaan ook daar testen voor (kernboringen, labo-onderzoek ...). Gevelbekledingen zijn er ook in alle vormen en types, maar wat voor alle afwerkingen hetzelfde blijft, is het volgende: Bij hoge en frequente slagregen is het aangeraden dat als u de buitenafwerking weghaalt, u best met een andere of eenzelfde afwerking van betere kwaliteit vervangt teneinde een goede regenbescherming en uitdroging te garanderen.

-
Binnenafwerking: Belangrijk is dat de afwerking aan de binnenkant niet dampremmend mag zijn. Tegelijkertijd is het opletten geblazen voor vochtgevoelige binnenafwerkingen, zoals gipspleisters. Als u daar isolatie tegen plaatst, kan die vochtig worden en is degradatie niet uit te sluiten.
-
Draagstructuur van de vloer: Weten wat de vloer draagt in uw project is belangrijk omdat het een impact heeft op de bouwknopen. Zo kan binnenisolatie in combinatie met oude vloertypes voor problemen zorgen. De muur wordt automatisch vochtiger door de isolatie, waardoor de houten vloerbalk nu vochtiger wordt. Het risico op houtrot bij muren met hoge regenbelasting is dus reëel. Ga dus zeker na over welk type houtconstructie het gaat in geval van oude vloertypes. Welke draagrichting hebben ze? Zitten ze in buitengevel? Wat is de staat van de balkkoppen
-
...
3. Regenbelasting gevels
Afhankelijk van de oriëntatie van de buitenmuur zal er een bepaalde hoeveelheid regen vallen op die gevel. Zo zien we dat zuidoostelijk gerichte muren ongeveer 40% van de hoeveelheid regen zullen ontvangen ten opzichte van zuidwestelijk gerichte gevels (de natste richting).
De hoeveelheid slagregen die binnendringt in de kern van de muur wordt beïnvloed door enkele factoren. In eerste instantie speelt de muuropbouw een belangrijke rol. Zo kent de muur een betere bescherming bij spouwmuren (regen wordt gedraineerd) en muren met een buitenafwerking in goede staat. Daarnaast zorgen gevelelementen zoals dakoversteken en balkons ook voor een bescherming van de gevel tot viermaal de breedte van de oversteek.
Ook de gevelhoogte speelt een niet te miskennen rol. Er bestaan weliswaar geen hard te maken regels over, maar heel hoge gebouwen vangen meer wind en dus ook meer regen. Meer regen is meer risico. Gewone gebouwen genieten bescherming van de eerder vermelde oversteken of in stadsomgevingen vangen ze ook geen of weinig wind.
4. Staat van het gebouw
Aangezien we eerder stelden dat het grootste deel van ons gebouwenpark in verouderde staat is, zal het niet verrassen te weten dat niet elk gebouw in perfecte staat is en dat binnenisolatie dus niet altijd meteen geplaatst kan worden zonder interventie. In deze gevallen is een interventie voor plaatsing aan te raden:
- Zijn er schadegevallen die voor extra regeninfiltratie zorgen? We spreken in dit geval bijvoorbeeld over een buitenafwerking in slechte staat, waardoor het water zijn weg vindt naar de muur. Een bepleistering kan bijvoorbeeld scheuren vertonen (haarscheuren groter dan 0,3 mm zorgen voor regeninfiltratie). Andere voorbeelden van op te lossen problemen vooraleer binnenisolatie een mogelijkheid wordt, zijn: stabiliteitsproblemen, scheuren in metselwerk, lekkende regenpijpen, lekkende dakgoten, lekkende ramen ...
- Is er opstijgend vocht? Veelvoorkomend bij oude gebouwen is dat ze geen waterkerende membranen bezitten. Vocht kan in die gevallen door de muur opgenomen worden en stijgen. Dit vocht zal zorgen voor vochtgerelateerde problemen. U kan zo'n muren behandelen via injectie tegen opstijgend vocht of - alvorens over te gaan op binnenisolatie - een fysiek vochtscherm plaatsen (zie TVN 252 voor meer informatie).

- Zijn er schimmels aanwezig? Schimmels kunnen veroorzaakt worden door opstijgende vocht, koudebruggen, een te vochtig binnenklimaat of een combinatie van die drie dingen. Bij binnenisolatie zal het schimmelprobleem alsmaar erger worden tenzij men het probleem verhelpt.
- Is er vorstschade? Door binnenisolatie wordt de muur automatisch vochtiger en kouder. Is er al vochtschade op de muur, dan wordt het probleem alleen maar prangender.
- Zijn er aanwezige zouten? Er zijn twee types zouten waar u rekening mee moet houden. Hygroscopisch zouten gaan vocht uit de omgeving trekken en vochtplekken in de muur veroorzaken. Uitbloeiende zouten in het materiaal zal voor schade zorgen voor het kristallisatie- (zet zich uit in het materiaal) en oplossingsproces (krimpt in). Bij voldoende herhaling van uitzetten en inkrimpen kan het materiaal de spanning na een tijd niet meer aan en ontstaan problemen waarvoor interventie een noodzaak wordt. Voorkomen is beter dan genezen!
Met welke hulpmiddelen kan u de correcte schadeoorzaak van de muur gaan bepalen? Voor een volledige uiteenzetting verwijzen we u graag naar TV 252. Een korte samenvatting deelt de methodes op als volgt:
- Niet-destructieve vochtmeting: een snelle, maar minder betrouwbare en dus indicatieve meting aan de hand van elektrische metingen, micorgolfmeting en infraroodmeting (nog minder betrouwbaar);
- Destructieve metingen: In dit geval gaan we een deel van het materiaal weghalen en testen. De resultaten van deze testen zijn betrouwbaarder dan niet-destructieve alternatieven. Voorbeelden zijn: via carbidefles ter plaatse testen of wegingen van het materiaal uitvoeren in labo-omstandigheden;
- Voor zoutdetectie raden we aan indicatiestroken te gebruiken. Die zijn gangbaar en uiterst betrouwbaar.