Hoe koplampen correct afstellen?

Koplampen spelen een belangrijke rol in de verkeersveiligheid. Ze moeten ertoe leiden dat de bestuurder ook in donkere omstandigheden een goed zicht krijgt op de weg en de berm. De lichten kunnen evenwel ook verblinding veroorzaken bij voor- of tegenliggers. Een correcte afstelling is daarom letterlijk van levensbelang.
KEURINGSSTATIONS
Uit de regelmatig gehouden licht-check-campagnes blijkt dat één op de drie voertuigen met een gebrekkige verlichting onderweg is. Aan u als garagist dus om de juiste afstelling van de lichten – en daarmee ook de verkeersveiligheid van uw klanten – te garanderen.
Om die verkeersveiligheid te verhogen, wordt de correcte afstelling van de koplampen van personenwagens en bedrijfsvoertuigen ook nagegaan in keuringsstations. Daar zijn deze controles onlangs verstrengd.
Motorfietsen
In tegenstelling tot wagens, worden motorfietsen niet onderworpen aan een periodieke keuring. Sinds 1 januari 2023 moeten die wel verplicht naar de keuring bij verkoop en na een ongeval, en een van de controlecriteria daarbij is de afstelling van de lichten.
Ook de koplampen van dergelijke voertuigen kan u als garagist dus correct afstellen met behulp van een koplampafstelapparaat, als service voorafgaand aan deze keuring.
Nieuwe technologieën
Los van deze strengere controles, is er nog een tweede trend aan de gang. Namelijk die van de nieuwe koplamptechnologieën (led, matrix-led, high-definition ...), wat eveneens gepaard gaat met nieuwe meettechnologieën en -richtlijnen.
Daarom lijkt het ons sowieso een goed idee om u hier een actuele handleiding voor de afstelling van koplampen mee te geven. Hiertoe bespreken we eerst de opbouw en de globale werking van een hedendaags afstelapparaat.
OPBOUW
Zo'n apparaat is verrolbaar, roteerbaar en in hoogte verstelbaar, en bevat standaard drie vaste onderdelen op een verticale zuil.
Onderaan zit de voet met wielen. De voet kan vrijstaand zijn, ofwel lopen de wielen op een vast railsysteem met één of twee (al dan niet nivelleerbare) rails.

Middenin zit de optiekkast met een fresnellens en een inwendig testscherm waarop het lichtbeeld via de lens geprojecteerd wordt. Bij de traditionele, visuele systemen is er een draaiknop met schaalverdeling, voor het instellen van de beoogde hellingshoek (inclinatie, zie verder) en de bijhorende, verticale verschuiving van het testscherm met referentielijnen achterin de kast. Hierop kan u dan het lichtbeeld controleren, wat echter achterhaald is voor de nieuwste lichttechnologieën. De hedendaagse, elektronische systemen bevatten daarom een camera die het lichtbeeld op het testscherm registreert en dit analyseert via de beeldverwerkingssoftware. Hierbij bevat het testscherm niet langer projectielijnen, maar enkel een referentiekruisje: het optisch nulpunt.
Bovenaan, tot slot, zit het vizier met de uitlijnspiegel en/of -laser, voor de uitlijning van het apparaat ten opzichte van het voertuig.
Een elektronische waterpas kan een eventuele helling van het optisch blok automatisch compenseren, om zo alsnog een accurate meting te garanderen
Een vaak voorkomende optie is een ingebouwd positioneersysteem. Dit vergemakkelijkt het positioneren van de optiekkast voor de koplamp, om zo meetfouten te voorkomen. Apparaten zonder rail of op één niet-instelbare rail kunnen een elektronische waterpas hebben in het optisch blok. Op die manier wordt een eventuele helling van het optisch blok elektronisch gecompenseerd, om de koplampmeting niet te beïnvloeden.
Bij de nieuwste generatie kunnen de apparaten bijvoorbeeld ook van een touchscreen voorzien zijn voor de weergave en aansturing, of de mogelijkheid bieden om de meetgegevens uit te lezen, op te slaan of te printen, via draadloze communicatie. Ook op voorhand kunnen er eventueel voertuigspecifieke gegevens worden ingegeven, voor een vlotte werking.
STAPPENPLAN
Opstellen
De eerste stap in de controle is nog altijd de voorbereiding van het voertuig. Alle banden moeten dus de voorgeschreven bandenspanning hebben, het voertuig moet correct belast worden tijdens de meting en eventueel – afhankelijk van het lichttype – moet de niveauregeling van de koplampen in de neutrale stand voor de basisinstelling worden geplaatst.
Ook het afstelapparaat zelf moet correct worden opgesteld. Voor een nauwkeurig testresultaat is een perfect vlakke vloer (conform de norm ISO 10604) van primair belang. Deze norm bevat zowel eisen voor de steunvloer voor het afstelapparaat, als voor de steunvloer voor het voertuig. Kleine oneffenheden leiden tot grote onnauwkeurigheden. Tegenwoordig zijn er evenwel nivelleerbare systemen, die kunnen worden bijgesteld dankzij de waterpas in het lichtafstelapparaat. Dit kan zelfs via een automatische niveaucompensatie.
Vervolgens moet de optiekkast binnen de toleranties voor de te controleren lampen worden geplaatst. Het apparaat moet ook correct ten opzichte van het voertuig worden uitgericht: de optische as van het apparaat moet uitgelijnd worden met de lengteas van de wagen. Dit kan met behulp van de uitlijnlaser of -spiegel van het vizier op het afstelapparaat. Apparaten zonder rails moeten voor elke te controleren koplamp afzonderlijk worden uitgericht; bij toestellen op rail(s) hoeft dit slechts eenmaal per voertuig te gebeuren.
Controleren
Hoe hard de lichtbundel moet of mag zakken, hangt af van de inbouwhoogte van de lampen. Hoe hoger de lampen, hoe groter de benodigde inclinatiehoek. Deze waarden zijn vastgelegd in het ECE48-diagram. Voor de grootlichten geldt: 1% hoger dan de horizontale licht-donkergrens van de dimlichten. De mistlichten worden in België niet gekeurd, maar ook die kan u als garagist natuurlijk wel correct afstellen. Hiervoor geldt: 1% lager dan de licht-donkergrens van de dimlichten.

Vroeger gebeurde de controle door voor elk voertuig de bijhorende horizontale en verticale referentielijnen af te tekenen op een loodrechte, witte wand, op 10 m afstand. Ook de gewenste licht-donkergrens, in relatie dus tot de inbouwhoogte van de koplampen, werd hierop gemarkeerd. Dit principe houdt nog steeds stand, maar het is natuurlijk een eerder omslachtige methode, die veel tijd kost en ruimte vergt.
De huidige, universele apparaten bevatten een convergerende fresnellens, waardoor de benodigde meetruimte veel kleiner is. Doordat ze in hoogte verstelbaar zijn, hebben ze bovendien een groter testbereik voor uiteenlopende carrosserieën.
Zoals hierboven gesteld, valt de lichtverdeling af te lezen op het testscherm achterin het apparaat (analoog, visueel apparaat), ofwel wordt die door de camera geregistreerd en geanalyseerd (digitaal apparaat). In het eerste geval bevatten deze apparaten bovendien een schaalverdeling, waarmee voor elk voertuigtype (inbouwhoogte van de koplampen) de juiste voorhelling of afstelmaat (%) kan worden ingesteld, overeenkomstig de afsteltabel.
Bij een digitaal apparaat volstaat het om de lampinbouwhoogte op de gebruikersinterface te selecteren. De microprocessor verwerkt dit dan volgens de overeenkomstige toleranties.
Afstellen
Valt het lichtbeeld na de controle niet precies samen met de referentielijnen of -punten op het testscherm, of geeft de analyse aan dat een bijregeling nodig is, dan kan dit tot slot per lamp zowel verticaal als horizontaal gecorrigeerd worden door middel van de stelschroeven van de koplamp. Tegenwoordig kan de bijregeling voor sommige automerken automatisch verlopen via de boordcomputer, op basis van de verkregen meetgegevens van het afstelapparaat. Zo worden dan de servomotoren van de lampen aangestuurd, tot die juist zijn afgesteld.

Dimlichten en grootlichten hebben daarbij elk hun eigen karakteristieken, ook al volgens de specifieke lichttechnologie (zie verder). Dit algemeen werkingsprincipe is echter voor alle lichttypes gelijkaardig.
Aanvullend kan met een digitale, foto-elektrische luxmeter de lichtsterkte worden nagegaan, waarbij de richtwaarden afhangen van het beschouwde lichttype. Bij digitale apparaten zit de intensiteitsmeting vervat in de beeldverwerkingsanalyse.
Verschillende koplamptypes
Tegenwoordig zijn er alsmaar meer wagens met dynamische dim- en grootlichten, om zo het rijcomfort en de veiligheid te verhogen. Zo zijn matrix-ledlichten samengesteld uit meerdere ledsegmenten en beschikken high-definitionkoplampen over een ingebouwde beamer die onnoemelijk veel verschillende lichtbeelden kan projecteren. Die lichten passen zichzelf automatisch aan in functie van het voor- en tegenliggend verkeer, de rijomstandigheden ...

Voor voertuigen met een dergelijk grootlicht-assistentiesysteem kan op het testscherm van analoge apparaten een specifieke opdruk met lijnen zijn aangebracht. Op een digitaal apparaat kunnen door middel van een selectieknop de verschillende hedendaagse lichttypes worden geselecteerd. Via de boordcomputer dient u die lichten dan in een bepaalde kalibratiemodus te zetten voor een overeenkomstig referentiebeeld, om vervolgens de positie van het beeld te bepalen en in sommige gevallen ook bij te regelen.
De werkmethoden voor dynamische dim- en grootlichten zijn merkafhankelijk, zowel wat de wagens als de afstelapparaten betreft

Zo zijn er selectieknoppen en bijhorende protocols voor MDF-grootlichten, matrix-ledgrootlichten, pixel-90-dimlichten, hd-koplampen ... In de toekomst zal het zelfs mogelijk worden om automatisch te detecteren om welk lichttype het gaat, op basis van intelligente algoritmes.
Deze werkmethoden zijn evenwel merkafhankelijk, zowel wat de wagens als de afstelapparaten betreft.
CONTROLEER DE CONTROLE
Afstelapparaten worden uiteraard correct gekalibreerd bij installatie. Ondeskundig gebruik – bijvoorbeeld het laten omvallen van het apparaat – kan echter een vertekend beeld en dus een verkeerde controle en afstelling opleveren. Daarom is het aangeraden om ook dit apparaat regelmatig te laten controleren door een specialist.
Met medewerking van HELLA Benelux BV, LET Automotive, Metalced, TAE en VL Test Solutions